Het hoofd van de overledene was bedekt met een superpositie van drie soorten hoofddeksels, waarschijnlijk van linnen: een eerste bonnet die in contact stond met het hoofd, de dunste en kleinste, was voorzien van een opening; een tweede gewatteerde bonnet had een beschermende functie; ten slotte nam een bonnet met ruches de vorm aan van de tweede bonnet, waarbij de ruches erin werden geschoven. Het geheel werd bijeengehouden door een keperlint. Zij droeg ook een kapje en een wimpeltje bedekt met een dubbele witte sluier (waarschijnlijk linnen).