Deze badkuip behoorde tot het thermale complex van een grote Gallo-Romeinse villa, opgegraven door Karine Boulanger tussen 2008 en 2009 (Inrap). Het onderzoek op een oppervlakte van 5 hectare heeft het mogelijk gemaakt een landbouwbedrijf dat tussen de tweede helft van de 1e eeuw n.C. en de 3e eeuw n.C. werd bewoond, in zijn geheel te bestuderen. Met een totale oppervlakte van 80 m2 waren deze baden gereserveerd voor de heer des huizes en zijn gasten. Privé of openbaar, de baden werden in de oudheid beschouwd als plaatsen van ontspanning en gezelligheid. Na de garderobe (apodyterium) en een passage in de koude badruimte (frigidarium) en vervolgens het warme bad (tepidarium), eindigde de bader zijn reis met een warm bad (caldarium) in een van de twee baden die aan weerszijden van de ruimte waren geplaatst. Het metselwerk rustte op een door de grond verwarmde vloer (hypocaustum). Hij leek qua vorm sterk op onze moderne badkuipen en werd gevoed door een pijp die werd gerecupereerd en via een pijp kon het bassin rechtstreeks op de vloer van de kamer worden afgevoerd. Decoratieve rotsen sierden de muren en de lagere delen van de muren van de kamer. De wand van het bad was versierd met een uitzonderlijk mozaïek met een nimf getrokken door zeepaardjes.