Deze fibula heeft een cloisonnédecoratie in zilverlegering, met de inzet van granaten die met een dubbele schuine kant aan de rand zijn geslepen. De granaten zijn gezet op zilveren vergulde steentjes, met een dambordpatroon. De velgen worden gevormd door een hoekijzer dat zonder zichtbare bevestiging op een ijzeren kast rust. Er lijkt een plaat van een koperlegering te zijn om het tussenschot in de ijzeren kast af te sluiten. Op de omtrek van de ijzeren kast bevindt zich een damast van vergulde koperen elementen. Sommige steentjes zijn omgekeerd (voor/achter). Het werkt in paren met object 19 van dezelfde begrafenis, ook al is het motief op de twee fibulae niet identiek. De twee fibulae hebben geen volledig identieke versiering, ook al hebben ze dezelfde algemene kenmerken. De samenstelling van de versiering volgt een orthonormaal patroon, het centrale veld bestaat uit twee rechthoekige granaten die samen een vierkant vormen. Fibula nr. 19 heeft twaalf granaten, waarvan twee vierkant, twee rechthoekig en vier driehoekig. Fibula nr. 3 heeft nog een dertiende kleine granaat, driehoekig van vorm. Bovendien is de rangschikking van de driehoekige granaten op de twee fibulae niet identiek. Het sloot een kledingstuk.
Marie-Cécile Truc (dir.), Saint-Dizier « La Tuilerie » (Haute-Marne), Trois sépultures d’élite du vie siècle, Caen, Presses universitaires de Caen, 2019, 304 p