Louise de Quengo (1584-1656) werd begraven in een karmelietenhabijt. Het was samengesteld uit zowel burgerlijke elementen die kenmerkend zijn voor de verfijningen als gevolg van haar rang (hoofdtooi, schoeisel (paar schoenen met bedekte knopen, wollen keper) als religieuze elementen van het monastieke type (robe de bure, groot en klein scapulier). Een zwarte mantel getuigt ofwel van het gebruik van een andere orde (Dominicaanse?) of van een wereldlijk gebruik. In haar handen hield ze een groot kruisbeeld, perfect bewaard gebleven. Op de loden kist werd bij de begrafenis een cardiotaf geplaatst. Het bevatte een hart in een canvas zak, een bewijs van balseming (resten van plantaardig materiaal). Een ingekraste inscriptie geeft ons een mogelijke identificatie, die van Toussaint de Perrien, echtgenoot van Louise de Quengo: "Cy est le Cœur de [...] Me re Toussainct de /Perrien Chevalier [...] gr de Brefeillac & c/ D dont le Corps repose [...] Sauveur /Pres Carhaye Convent des Carmes/Deschaus quil à fond et mourut / à Rennes le 30me aoust 1649". Deze praktijk van omgekeerd en complementair begraven, het hart van de een met het lichaam van de ander, onthult de verbondenheid tussen echtgenoten na de dood (Collections Musée de Bretagne, Foto Alain AMET, CC BY SA.)